Woxikon / Dictionary / English Dutch / P / peel

EN NL English Dutch translations for peel

Search term peel has 14 results
Jump to English » Dutch
EN English NL Dutch
peel (v) [general] schilferen (v) [general]
peel (v) [general] afbladderen (v) [general]
peel (v) [paint] afschilferen (v) [paint]
peel (v) [paint] afpellen (v) [paint]
peel (n) [fruit] schel (n) {m} [fruit]
EN English NL Dutch
peel (n) [potato] schel (n) {m} [potato]
peel (n) [fruit] schil (n) {m} [fruit]
peel (n) [potato] schil (n) {m} [potato]
peel (v) [skin] vervellen (v) [skin]
peel (n) [fruit] pel (n) {m} [fruit]
peel (v) [potato] schillen (v) [potato] (p)
peel (v) [fruit] pellen (v) [fruit]
peel (v) [potato] schellen (v) [potato]
peel jassen
EN Synonyms for peel NL Translations
flay [activity] afstropen
husk [activity] schors {m}
scale [activity] schaal {m}
pare [activity] schellen
strip [activity] stripteasenummer {n}
skin [activity] vacht {m}
undress [remove] peignoir {m}
uncover [remove] aantreffen
displace [remove] substitueren
disrobe [remove] (formal zich ontkleden
chip [peel off in flakes] bikken
shed [peel off in flakes] luifel
sliver [peel off in flakes] splinter {m}
flake [peel off in flakes] opgeven {n}
hull [husk] scheepsromp
rind [thing] bast
crust [thing] korst {m}
coat [thing] jas {m}
bark [thing] bast
shell [peeling] rugschild {n}