Woxikon / Dictionary / English Dutch / D / die

EN NL English Dutch translations for die

Search term die has 36 results
Jump to English » Dutch Dutch » English
EN English NL Dutch
die (v) [person] overlijden (v) {n} [person]
die (v) [person] sterven (v) {n} [person]
die (v) [stop functioning] stilvallen (v) [stop functioning]
die (v) [stop functioning] niet meer werken (v) [stop functioning]
die (v n) [cubical part of a pedestal] plint (v n) {m} [cubical part of a pedestal]
EN English NL Dutch
die (v n) [cubical part of a pedestal] voet (v n) {m} [cubical part of a pedestal]
die (v) [person] heengaan (v) [person]
die (v) [person] doodgaan (v) [person]
die dobbelsteen {m}
die (n) [games] dobbelsteen (n) {m} [games]
die (n) [games] teerling (n) {m} [games]
die teerling {m}
EN Synonyms for die NL Translations
model [form] Bauart
cast [form] Abguss {m}
matrix [form] Matrize (Presse)
pattern [form] Gebilde {n}
shape [form] Gebilde {n}
cavity [form] Hohlraum {m}
mould [form] Gußform
stamp [thing] Note {f}
block [thing] Backe {f}
flood [action] (lubrication) überflüten (Schmierungstoffe)
choke [action] verschlucken (sich)
quit [action] aufgeben
fail [action] aussetzen
stall [action] zum Stillstand bringen
expire [activity] auslaufen
decease [activity] verscheiden
go [activity] erstrecken (sich)
cash in [activity] versetzen
depart [activity] davonmachen (sich)
decline [decay] zerfallen
NL Dutch EN English
die (pronoun n) [who (relative pronoun)] who (pronoun n) [who (relative pronoun)]
die [aanwijzend voornaamwoord - mv.] those [aanwijzend voornaamwoord - mv.]
die [aanwijzend bijvoeglijk nw. - mv.] those [aanwijzend bijvoeglijk nw. - mv.]
die (pronoun) [specified object] that one (pronoun) [specified object]
die [aanwijzend] that one [aanwijzend]
die [aanwijzend] this one [aanwijzend]
die [bettr. vnw. - voorwerp. - mv.] which [bettr. vnw. - voorwerp. - mv.]
die [bettr. vnw. - voorwerp. - enk.] which [bettr. vnw. - voorwerp. - enk.]
die [bettr. vnw. - onderwerp - enk.] which [bettr. vnw. - onderwerp - enk.]
die which
die [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.] whom [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.] (formal)
die [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.] whom [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.] (formal)
die [aanwijzend] that [aanwijzend]
die [bettr. vnw. - onderwerp - pl.] who [bettr. vnw. - onderwerp - pl.]
die [bettr. vnw. - onderwerp - enk.] who [bettr. vnw. - onderwerp - enk.]
die [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.] who [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.]
die [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.] who [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.]
die [bettr. vnw. - voorwerp. - mv.] that [bettr. vnw. - voorwerp. - mv.]
die [bettr. vnw. - voorwerp. - enk.] that [bettr. vnw. - voorwerp. - enk.]
die [bettr. vnw. - onderwerp - enk.] that [bettr. vnw. - onderwerp - enk.]
die [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.] that [bettr. vnw. - lijdend vw. - mv.]
die [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.] that [bettr. vnw. - lijdend vw. - enk.]
die [aanwijzend bijvoeglijk nw. - enk.] that [aanwijzend bijvoeglijk nw. - enk.]
die who